Keramische dakpannen (BRL 1510) productieproces gemoderniseerd

, , ,

De keramische dakpannen industrie produceert dakpannen en zogenoemde “hulpstukken” (o.a. linkse en rechtse sluitpannen en nokpannen) voor hellende daken. Je ziet ze voornamelijk terug in de woningbouw, maar ook bij kerken en andere publieke gebouwen.
Er bestaan verschillende modellen dakpannen. De pannen kunnen voorzien worden van een kleur- of glazuurlaag of een engobelaag. Ieder bedrijf heeft weer afwijkende productie-eigenschappen.

In Nederland zijn er zes grote producenten van keramische dakpannen. Er zijn in Nederland zes grote(re) keramische dakpanfabrieken in bedrijf. Daarnaast worden er bij enkele kleinere bedrijven nog ambachtelijk dakpannen gemaakt voor restauratie van oude daken.

De belangrijkste grondstof voor de productie van keramische dakpanne (en daktegels) n is klei. Deze klei wordt uitgegraven, veelal in de uiterwaarden langs de grote rivieren. Bij de fabrieken wordt de klei, merendeels om redenen van kwaliteitsbeheersing overdekt, opgeslagen in depots.

Sommige fabrieken “bouwen” de aangevoerde kleisoorten laagsgewijs op in bovengrondse kleidepots. Dit gebeurt met grondverzetmachines. Daarna worden de soorten depotklei met een machine voorgemengd. Andere fabrieken werken met een zogenoemde klei-”kelder”. De aangevoerde klei wordt daarin wel in lagen, maar wat meer “verstrooid”, opgebouwd. Vaak doorloopt de klei eerst nog een route via één of meerdere voorbereidingsmachines.

Vanuit de depots gaat de klei met een laadschop naar diverse voorbereidingsmachines gebracht. De kleimassa wordt gekneed en gemengd tot een homogene samenstelling. De klei in de ondergrondse kleikelders wordt met een speciale graafmachine (“excavateur”) ontgraven.

Van de gemengde kleimassa worden met een strengpers platte kleiplakken, zogenoemde “walken”, gevormd.
Deze plakken worden met een vacuümgrijper in een pers geplaatst. In de pers kunnen dakpannen (BRL 1510) of hulpstukken met behulp van – meest – gipsen mallen in elke gewenste vorm worden geperst. De vacuümgrijper plaatst de natte pannen op open droogrekjes. De overtollige klei gaat weer terug naar de kleivoorbewerking.

De natte pannen worden via een automatisch liftsysteem gegroepeerd. Daarna gaan zij met een droogtraversewagen naar de drogerij. Hier worden de natte pannen en hulpstukken op droogrekke in etages boven elkaar geplaatst.

Na het drogen worden de producten uit de drogerij gehaald. De zichtzijde van de gedroogde producten wordt dan van een sneldrogend glazuur- of een kleurend kleipapje voorzien.

De dakpannen worden in rekjes of U-cassettes geplaatst. De rekjes en de cassettes met daarop de pannen en hulpmiddelen krijgen een plaats op de ovenwagens, die daarna de oven inrijden. In de continue tunneloven worden de ovenwagens mechanisch door een tunneloven geleid. De pannen worden in de top- temperatuurzone gebakken bij een temperatuur tussen ca. 980 ºC en 1.050 °C. In een periodieke oven blijft de ovenwagen stilstaan terwijl de producten op de wagen een bakprogramma volgen. Alle Nederlandse dakpannenfabrieken bakken hun producten in het geheel met aardgas.

Het gebakken kleiproduct wordt vervolgens van de ovenwagens afgenomen. Hierna worden de pannen en hulpstukken omgezet tot transporteerbare pakketten, waar overheen een plastic hoes wordt geplaatst. De producten worden op het tasveld onder een overkapping of in de open lucht opgeslagen, van waar zij later per vrachtwagen of via de rails worden afgevoerd.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*